Effecten in geval van extreme gebeurtenissen
In de hydrologische modellering zijn voor in beeld brengen van eventuele wateroverlast drie verschillende extreme gebeurtenissen doorgerekend, een T=2-, T=10- en T=100-scenario[1]. Op hoofdlijnen zijn de inundatiebeelden bij alle drie de gebeurtenissen per saldo vergelijkbaar tussen de huidige situatie (= referentiesituatie) en de situatie na realisatie van de maatregelen uit dit projectplan. Bij de T=10 en T=100 treden er echter subtiele verschillen op. Bij de T=10 situatie neemt de waterstand in het bovenstroomse deel van het projectgebied (tussen de Belgisch-Nederlandse grens en de nieuwe vrijstromende Mark) toe met maximaal 15 cm. Dit zorgt ervoor dat de Boven Mark lokaal iets verder uit zijn oevers treedt. Daar staat tegenover dat de waterstanden tussen de instroom van de nieuwe vrijstromende Mark en de stuw Galder met ongeveer 10-15 cm afnemen. Benedenstrooms van stuw Galder zijn de waterstanden in de referentiesituatie en de situatie na inrichting vergelijkbaar. Figuur 1.5‑6 en Figuur 1.5‑7 tonen de inundatiebeelden in respectievelijk de referentiesituatie en de situatie na realisatie van de inrichtingsmaatregelen.
In de T=100 situatie wordt stuw Galder in de situatie na inrichting opgetrokken tot een kruinhoogte van 3,50 m +NAP. Dit zorgt ervoor dat er extra water in het plangebied wordt vastgehouden, zodat waterstanden ter hoogte van Breda niet toenemen. De waterstanden benedenstrooms van stuw Galder nemen hierdoor ten opzichte van de referentiesituatie af met 2 cm en verder stroomafwaarts richting stuw Blauwe Kamer (nabij Breda) bedraagt de afname in waterstanden 4 cm. Benedenstrooms van stuw Blauwe Kamer is het effect verwaarloosbaar. Bovenstrooms van stuw Galder nemen bij de T=100 situatie de waterstanden toe met ordegrootte 40 cm. Dit zorgt er ook voor dat de Boven Mark na inrichting hier verder buiten haar oevers treedt dan in de referentiesituatie.
Dit effect werkt door tot een klein stukje in Vlaanderen. Met name rond het samenkomen van de Strijbeekse beek en de Boven Mark neemt de inundatie in België enigszins toe. Het extra inunderend gebied betreffen met name agrarische percelen. Zo’n 500 meter verder bovenstrooms in de Strijbeekse beek is de toename in waterstand afgenomen tot slechts 2 cm. In de Boven Mark zijn de effecten bovenstrooms van stuw Markweg in België verdwenen.
Tabel 1.5‑1: Berekende piekwaterstanden T=100 hoogwatersituatie binnen het volledige Markdal in referentiesituatie en situatie na inrichtingsmaatregelen
Locatie | Piekwaterstand (T=100 referentie-situatie) [m +NAP] | Piekwaterstand (T=100 na inrichtingsmaatregelen) [m +NAP] |
Strijbeek | 4,50 | 4,68 |
Nederlands-Belgische grens | 4,37 | 4,63 |
Direct bovenstrooms stuw Galder | 3,90 | 4,33 |
Direct benedenstrooms stuw Galder | 3,54 | 3,52 |
Scheele Brug (Daasdonkseweg) | 3,46 | 3,43 |
Monding Chaamse Beek | 2,80 | 2,80 |
Direct bovenstrooms stuw Bieberg | 2,71 | 2,71 |
De interactieve content hieronder is mogelijk niet toegankelijk.
Figuur 1.5‑6: Berekend inundatiebeeld bij T=2, T=10 en T=100 in referentiesituatie (huidig)
De interactieve content hieronder is mogelijk niet toegankelijk.
Figuur 1.5‑7: Berekend inundatiebeeld bij T=2, T=10 en T=100 direct na realisatie inrichtingsmaatregelen
- 1 Buien met een herhalingstijd van respectievelijk twee, tien of honderd jaar