Informatie afbeelding: Royal HaskoningDHV

Beperken nadelige gevolgen van het plan

Flora en Fauna

Effecten op beschermde soorten

Binnen het plangebied komen verschillende beschermde diersoorten voor. Het voornemen kan leiden tot tijdelijke negatieve effecten op beschermde vaatplanten, grondgebonden zoogdiersoorten, vleermuizen, broedvogels met jaarrond beschermde nestplaatsen, algemene broedvogels, amfibieën en ongewervelde diersoorten. Het optreden van tijdelijke negatieve effecten en overtreding van verbodsbepalingen kan echter worden voorkomen door het nemen van voorzorgsmaatregelen en door de zorgplicht in acht te nemen. Indien volgens deze maatregelen wordt gewerkt, is het aanvragen van een ontheffing niet noodzakelijk.

Op basis van de gegevens uit het bronnen- en veldonderzoek is het voorkomen van beschermde vissen en reptielen uitgesloten. Hierdoor is het optreden van negatieve effecten op deze soorten of soortgroepen uitgesloten. De algemene zorgplicht geldt wel te allen tijde en houdt in dat zorgvuldig en met zo min mogelijk schade de ingreep en werkzaamheden uitgevoerd moeten worden, ook voor door provincie Noord-Brabant vrijgestelde soorten en niet-beschermde soorten.

De te treffen voorzorgsmaatregelen worden opgenomen in een nog op te stellen ecologisch werkprotocol.

Effecten op beschermde gebieden

Het is aannemelijk dat ten gevolge van de voorgenomen activiteit geen sprake is van negatieve effecten op de voor enig Natura 2000-gebied geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen. Dit geldt niet voor effecten ten gevolge van verzuring en vermesting door depositie van stikstof uit de lucht. Om het effect op deze storingsfactoren vast te stellen heeft het Waterschap een AERIUS-berekening uitgevoerd. Uit de rekenresultaten blijkt dat de stikstofdepositie, tijdens de werkzaamheden met inzet van voornamelijk Stage V materieel, ten opzichte van het referentiescenario van landbouw, niet toeneemt (0,00 mol N/ha/j). Ook wordt een maximale afname van 0,23 mol N/ha/j berekend. Op basis van deze resultaten is geen vergunning nodig.

Exoten

Uit gegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) blijkt dat er in het projectgebied qua voorkomen van exoten enkel waarnemingen zijn van Reuzenbalsemien, zie Figuur 1.7‑1. Daarnaast zijn in de directe omgeving van het projectgebied ook waarnemingen gedaan van Watercrassula, Japanse duizendknoop en Reuzenberenklauw.

Bij de uitvoering van de werkzaamheden moet op het voorkomen van invasieve exoten gelet worden, teneinde verspreiding te voorkomen. Voorafgaande de werkzaamheden is het daarom raadzaam om standplaatsen goed in beeld te brengen en te markeren, en aanwezige exemplaren zorgvuldig te verwijderen (en te vernietigen). Dit dient middels een nader op te stellen protocol te gebeuren. Daarbij moet ook rekening gehouden worden met soorten waarvan voor het projectgebied geen waarnemingen in de NDFF staan, maar die wel elders langs de Boven Mark zijn of worden waargenomen, zoals Grote waternavel.

Figuur 1.7‑1: Waarnemingen exoten in en rondom projectgebied (NDFF)

Bomen en bos

De bestaande solitaire bomen worden binnen het plan gehandhaafd. Nabij stuw Galder loopt de nieuwe vrijstromende Mark door een bosperceel. Voor de realisatie van de nieuwe vrijstromende Mark dienen enkele bomen te worden gekapt. De exact te kappen bomen worden tijdens de uitvoering in het veld door een ecoloog vastgesteld.

Landbodem

Bij de grondroerende werkzaamheden komt grond vrij. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Alphen-Chaam blijkt dat de boven- en ondergrond, die ten behoeve van de aanleg van de nieuwe watergangen/waterlopen vrijkomt, gekwalificeerd wordt als grond die voldoet aan de bodemkwaliteitsklasse AW-2000. Vrijkomende grond kan op basis van de bodemkwaliteitskaart binnen de gemeente worden toegepast.

Waterbodem

De milieuhygiënische kwaliteit van de het waterbodemmateriaal van de huidige Boven Mark en vier onderzochte zijwatergangen (meander Kerzel, Kerselsche Beek, de afgesloten meander en watergang OVK02076) voldoet bij toepassing in een oppervlaktewater aan de kwaliteitsklasse A of Altijd toepasbaar. Het eventueel vrijkomende waterbodemmateriaal is ook vrij verspreidbaar op de aangrenzende percelen (landbodem) of in een zoet oppervlaktewaterlichaam. Uitzondering hierop is het slib dat is aangetroffen in de Boven Mark vanaf de Markweg tot halverwege meander Kerzel. Dit slib mag wel vrij verspreid worden op de aangrenzende percelen, maar niet in een zoet oppervlaktewaterlichaam. Binnen het project Markdal-Zuid wordt de waterbodem van de onderzochte watergangen gehandhaafd.

Zandtransport

Direct na realisatie van de nieuwe vrijstromende Mark is de kans op erosie van de nog niet begroeide waterbodem en taluds groot. Zand stroomt dan vanuit de nieuwe vrijstromende Mark mee en zet zich in het benedenstroomse deel af. De aanzanding kan hier leiden tot ongewenste effecten. Het is daarom zaak dat (met name in het eerste jaar na realisatie) de benedenstrooms gelegen zandvang wordt gemonitord en er maatregelen worden getroffen als de zandtransporten te groot worden.

Oeververdediging

Het is bekend dat in de Boven Mark lokaal oeververdediging zit van gecreosoteerde perkoenpalen/-planken en staalslakken. De staalslakken voldoen qua gemiddelde samenstelling – en emissiewaarden aan de eisen die in Regeling bodemkwaliteit gesteld worden aan een niet-vormgegeven bouwstof. Binnen het project wordt de oeververdediging over het algemeen gehandhaafd omwille van de stabiliteit van o.a. de naastgelegen fietsverbinding. Enkel ter hoogte van de aan te brengen bootinlaatplaats, het herprofileren van dam B, de aan te leggen dam C en van de bovenstroomse aansluiting van de nieuwe vrijstromende Mark dient de oeverbescherming over een lengte van totaal ca. 50 meter te worden verwijderd en dienen de vrijgekomen materialen te worden afgevoerd naar een erkend verwerker.

Archeologie

Voor vrijwel het gehele plangebied is op de archeologische beleidskaart van de gemeente Alphen-Chaam sprake van een middelhoge tot hoge archeologische verwachting. Op basis van deze verwachting is archeologische begeleiding tijdens de uitvoering noodzakelijk. In het Programma van Eisen Archeologie (bijlage A7) is de wijze van archeologisch begeleiding beschreven. Direct buiten het projectgebied ligt in Heerstaaijen een terrein van zeer hoge archeologische waarde. Dit terrein wordt binnen dit project ongemoeid gelaten.

Cultuurhistorie

Het projectgebied rondom Heerstaaijen is aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol gebied. Het overig deel van het projectgebied is cultuurhistorisch landschap. De kenmerkende percelering rond Heerstaaijen wordt binnen het project intact gelaten en waar mogelijk hersteld. Dit geldt ook voor de waardevolle elementen en structuren in het plangebied.

Kabels en leidingen

De geplande grondwerkzaamheden vinden overwegend plaats buiten de nabijheid van de kabels en leidingen. Op de volgende locatie kruist de geplande werkzaamheden bestaande kabels en leidingen:

  • Ontgraven nieuwe vrijstromende Mark kruist ten zuiden van stuw Galder een bestaande datakabel (KPN). In het uitvoeringscontract moet de exacte ligging van de kabel ten opzichte van de maatregel worden vastgesteld en dienen de eventueel benodigde beheersmaatregelen om schade aan de kabel te voorkomen te worden afgestemd met de beheerder en te worden vastgelegd in het uitvoeringscontract.

Ontplofbare oorlogsresten (voorheen conventionele explosieven)

Volgens het aanvullend vooronderzoek conventionele explosieven (bijlage A8) is het projectgebied van onderliggend projectplan Herinrichting Markdal-Zuid niet verdacht op het aantreffen van conventionele explosieven. Bijbehorende kaarten zijn apart te vinden onder downloads. Direct buiten het projectgebied van onderliggend projectplan Herinrichting Markdal-Zuid (op perceel CHA00-H-1504, direct ten zuiden van de te ontgraven natuurvriendelijke oever) is in het onderzoek een opsporingsgebied voor klein-kalibermunitie geduid. Vanwege de aard van de oorlogshandelingen rondom Galder en Strijbeek, bestaat daarnaast binnen het projectgebied een achtergrondrisico met betrekking tot het aantreffen van ontplofbare oorlogsresten. Daarom dient voorafgaande aan bodemroerende werkzaamheden binnen de niet als verdacht aangemerkte delen van het projectgebied te allen tijde het betrokken personeel middels een projectinstructie/protocol toevalsvondst te zijn gewezen op de juiste handelswijze bij het incidenteel aantreffen van ontplofbare oorlogsresten.