Informatie afbeelding: Royal HaskoningDHV

Terreininrichting

Onderstaande paragrafen beschrijven de inrichtingsmaatregelen die worden genomen ten behoeve van de terreininrichting.

R – Aanplant struweel en bomen

Op diverse locaties in het gebied worden ter versterking van de landschappelijke kwaliteit elzensingels, houtwallen en struwelen aangeplant. Daarnaast worden verspreid door het gebied solitaire bomen en bomenrijen aangeplant. Voor de aan te brengen beplanting worden inheemse, bij het beekdal behorende soorten gebruikt. Door middel van de aan te brengen beplanting wordt onder andere de historische kleinschalige verkaveling benadrukt en de leesbaarheid van het landschap vergroot (bijvoorbeeld door het accentueren van een hogere donk). Met de inpassing van de beplanting is rekening gehouden met zichtlijnen. Naast de struwelen en bomen worden binnen het project ook bossen ontwikkeld, zie maatregel T – Natuurinrichting.

S – Aanbrengen terreinafscheidingen en poorten

Op diverse plaatsen in het gebied worden terreinafscheidingen aangebracht om de functiescheiding van gebieden te accentueren. Zo wordt parallel aan de oost-west georiënteerde fietsverbinding tussen de Strijbeekseweg en de nieuwe vrijstromende Mark (maatregel V), een terreinafscheiding geplaatst om dit pad af te schermen van de natuurinrichting. Daarnaast wordt parallel aan de nieuw te graven watergang (maatregel J) nabij het Vonderpad ook een terreinafscheiding aangebracht. De aan te brengen afscheidingen worden in principe gerealiseerd met schapenraster, maar in de nadere uitwerking van het ontwerp wordt beschouwd waar vlechthagen kunnen worden toegepast als terreinafscheiding.

Daarnaast worden in het gebied diverse poorten geplaatst om de natuurterreinen af te sluiten van de overige functies, maar dat de obstakelvrije zone wel toegankelijk is voor beheer en onderhoud. Zo wordt er onder andere een poort geplaatst aan de oostzijde van stuw Galder.

T – Natuurinrichting

Binnen het projectgebied wordt de ontwikkeling van verschillende natuurtypen geambieerd, zie bijlage A2. Het gaat hier dan N03.01 Beek en Bron, N04.02 Zoete Plas, N10.02 Vochtig hooiland, N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland, N12.05 Kruiden- en faunarijke akker, N12.06 Ruigteveld, N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos, N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos en N17.02 Droog hakhout. De meeste beheertypen worden ontwikkeld middels beheerinspanning in combinatie met de gewijzigde hydrologische inrichting. De natuurbeheertypen Vochtig hooiland en de bostypen Rivier- en beekbegeleidend bos & Dennen-, eiken- en beukenbos worden (gedeeltelijk) middels actieve inrichtingsmaatregelen ontwikkeld.

Vochtig hooiland

In de referentiesituatie zijn de juiste hydrologische randvoorwaarden aanwezig voor de ontwikkeling van Vochtig hooiland op het perceel ten noordoosten van dam C. Uit bodemchemisch onderzoek (bijlage A12) blijkt echter dat de toplaag van de bodem verzadigd is met fosfaat. De fosfaatverzadigde toplaag van 20 tot 30 centimeter dik op de percelen wordt afgegraven (totale oppervlakte 2,3 hectare), waardoor schralere condities ontstaan. Door de maaiveldverlaging wordt het verdrogende effect van de aanleg van de nieuwe vrijstromende Mark gecompenseerd en ontstaan dus (met aanvullend verschralingsbeheer) zowel de juiste bodemchemische als hydrologische randvoorwaarden voor de ontwikkeling van Vochtig hooiland.

Rivier- en beekbegeleidend bos & Dennen-, eiken- en beukenbos

De bostypen Rivier- en beekbegeleidend bos en Dennen-, eiken- en beukenbos worden enerzijds gerealiseerd door de ontwikkeling van de bestaande bossen (als gevolg van de gewijzigde hydrologische omstandigheden) en anderzijds door spontane ontwikkeling van nieuwe bospercelen. Om een grotere diversiteit na te streven wordt op plekken waar Rivier- en beekbegeleidend bos of Dennen-, eiken- en beukenbos komt overwogen om diverse inheemse, vochtbestendige bomen en heesters actief aan te planten aanplant. Door de ontwikkeling van bos bedraagt de beschaduwing van de nieuwe vrijstromende Mark ca. 47%. Hiermee draagt de ontwikkeling van bos bij aan het behalen van de KRW-doelstellingen en het gewenste beekherstel.

U – Aanbrengen parkeervoorziening

Ten behoeve van vissers worden aan het einde van het Vonderpad twee (invalide)parkeerplaatsen aangebracht. De parkeerplaatsen worden gerealiseerd met grasbetontegels. Rondom de parkeerplaatsen wordt struweel en een rasterhekwerk aangebracht. Om de parkeerplaatsen (en maatregel Q – Aanbrengen bootinlaatplaats) veilig in te passen wordt het bestaande fietspad lokaal verlegd. De nieuw aan te brengen asfaltverharding sluit aan op de breedte van het bestaande fietspad (ca. 1,8 m).

V – Aanbrengen fietsverbinding

Binnen het projectgebied wordt een oost-west georiënteerde fietsverbinding gerealiseerd tussen het bestaande fietspad parallel aan de Boven Mark en de Strijbeekseweg. De verbinding wordt gerealiseerd in een halfverharding en is 2,5 meter breed. In verband met afstemming over de verkeersveiligheid, toekomstige ambitie om een faunapassage aan te leggen, en de wens van de aanliggende eigenaar dient de exacte aansluiting op het fietspad op de Strijbeekseweg nader te worden uitgewerkt. 

W – Verwijderen drainage

De functie van de aanwezige drainage op het perceel oostelijk van stuw Galder (CHA00-H-1968) wordt opgeheven door de drains door te trekken en de laatste 10 meter voor de uitstroomopening volledig te verwijderen.

X - Realiseren overige obstakelvrije zone

Verspreid door het gebied worden meerdere overige obstakelvrije zones gerealiseerd. Dit betreffen minimaal 5-meter brede zones waarover onderhoudsmaterieel het gebied kan benaderen. Voor de zones worden niet direct inrichtingsmaatregelen getroffen, behoudens toegangspoorten in de afrastering. De zone dient door de terreineigenaar vrij te worden gehouden van obstakels.